18/11/2025

Definities, modellen en testen bij hoogbegaafdheid

Door Yvonne Duran – Praktijk Hoogbegaafd

Regelmatig krijgen wij de vraag waarom we het onderzoek naar hoogbegaafdheid doen zoals we het doen. Ook wordt vanuit andere professionals de vraag gesteld waarom we voor bepaalde IQ-tests kiezen. Deze vragen zijn soms vanuit nieuwsgierigheid en soms vanuit een kritische blik. Die nieuwsgierigheid kennen we bij Praktijk Hoogbegaafd natuurlijk zelf ook goed en die kritische blik vinden we vooral fijn zodat we nóg beter kunnen nadenken over de keuzes die we maken. Er zijn helaas ook wel eens vragen vanuit een gesloten visie op hoogbegaafdheid, waardoor het erg lastig wordt om te kunnen sparren over de verschillende visies. Een open houding zorgt voor een continue ontwikkeling in een onderzoeksgebied waar nog geen eenduidigheid in is, dus het is belangrijk dat we vanuit deze ontwikkeling blijven denken in plaats van vanuit een vaste, persoonlijke denkwereld. Hieronder leg ik graag uit hoe het komt dat er nog zoveel onduidelijkheid over hoogbegaafdheid is en welke keuzes wij als praktijk hierin maken.

Als wetenschappelijke onderbouwing hiervoor is gebruik gemaakt van de laatste onderzoeken over hoogbegaafdheid, welke door Olszewiski, Preckel & Vock beschreven, geanalyseerd en gebundeld zijn in het boek ‘Giftedness and Talent’ van Uitgeverij Hogrefe (2024). Deze onderzoeken zijn van recente datum of nog steeds relevant voor het onderzoeksgebied. Mocht je behoefte hebben aan een diepere onderbouwing en deze wetenschappelijke artikelen willen lezen, dan verwijs ik graag naar deze artikelen uit het boek.

Definities

Om uit te kunnen leggen welke keuzes wij maken in het onderzoek, is het van belang eerst duidelijk te hebben volgens welk model van hoogbegaafdheid wij werken en waarom. Om de keuze van het model te onderbouwen, is het juist weer nodig om het eerst eens te zijn over de definitie van hoogbegaafdheid. En laat nu juist dáár de schoen wringen… Het concept ‘hoogbegaafdheid’ lijkt namelijk een logisch concept, maar er is binnen de wetenschap en psychologie nog geen eenduidige definitie over wat het precies inhoudt. Er zijn wel verschillende visies van waaruit naar hoogbegaafdheid gekeken kan worden:

  • Potential definition

Begaafdheid wordt gezien als wat iemand als ontwikkelingspotentieel heeft

  • Performance definition

Begaafdheid wordt gezien als de buitengewone prestaties die iemand bereikt

  • One-dimensional definition

Begaafdheid wordt gezien als een construct van IQ

  • Multidimensional definition

Begaafdheid wordt gezien als verschillende persoonlijkheidskenmerken

Wij hanteren de visie op hoogbegaafdheid vanuit een multidimensionaal-potentiële definitie. We kijken hiermee naar de aanleg qua ontwikkelingspotentieel, omdat er in onze ogen te veel externe factoren zijn die ervoor kunnen zorgen dat iemand niet laat zien wat hij kan bereiken (performance definition). Daarnaast is de one-dimensional definition inmiddels achterhaald en weten we dat hoogbegaafdheid een geheel is van op elkaar inwerkende kenmerken (multidimensional definition). Hiermee is het voor ons logisch om niet alleen naar het IQ te kijken, maar om ook overige kenmerken mee te nemen als eigenschappen van hoogbegaafdheid.

Modellen

Binnen de psychologische wetenschap is er over de hele wereld nog geen consensus over wat het beste model is wat hoogbegaafdheid kan beschrijven. Na het lezen van bovenstaand stuk over de definitie is dat ook logisch, want een model ziet er bij elke definitie anders uit. Er zijn talloze bekende en minder bekende modellen die proberen te omschrijven hoe je naar hoogbegaafdheid kan kijken, maar er is ook veel strijd over wie het ‘juiste’ model gebruikt. Er zijn korte en simpele modellen, maar ook enorm uitgebreide, complexe modellen. Verschillende modellen zijn meer wereldwijd onderzocht en andere worden enkel in Nederland gehanteerd. Er zijn modellen die enkel hoogbegaafdheid verklaren en er zijn modellen die alle invloedfactoren hierin meenemen. Men is het er in al deze modellen in ieder geval wel over eens dat de kern van intelligentie te maken heeft met hogere denkprocessen zoals redeneren en abstract denken en dat dit een vast onderdeel in een model voor hoogbegaafdheid moet zijn. Recent onderzoek heeft daarnaast laten zien dat creativiteit correleert met intelligentie. Hierbij is creatief denken het vermogen om problemen te vinden middels een divergente denkstijl. Hoe duidelijker intelligentie aanwezig is, hoe duidelijker de creativiteit naar voren komt. De intelligentie zorgt er bij deze creativiteit  voor dat de bedachte problemen opgelost kunnen worden door de hogere denkprocessen. Vanwege de correlatie tussen intelligentie en creativiteit combineren we in het Model van Duran intelligentie met creatief denken als hoofdkenmerken van hoogbegaafdheid.

De multidimensionale definitie suggereert dat er meerdere kenmerken zijn die aan hoogbegaafdheid gelinkt kunnen worden. Wetenschappelijk onderzoek heeft hierin aangetoond dat er een correlatie is tussen een hoge intelligentie en ‘openheid’. Dit laatste begrip is één van de vijf basiseigenschappen van een karakter, zoals deze binnen de psychologie algemeen gehanteerd worden (the Big Five). ‘Openness’ beschrijft iemands mate van nieuwsgierigheid, fantasie en ontvankelijkheid voor nieuwe ervaringen. De wijze waarop deze openheid naar voren komt in het karakter van de hoogbegaafde is te omschrijven als de ‘overexcitabilities’ ofwel de ‘intensiteiten’. Deze eigenschappen kunnen  gezien worden als subfacetten van ‘Openness’, waarmee het plausibel is om bij het testen van hoogbegaafdheid deze eigenschappen mee te nemen in het complete beeld. Door deze wetenschappelijke onderbouwing kiezen wij ervoor om deze eigenschappen mee te nemen in het Model van Duran.

Samenvattend: hebben wij het wiel uitgevonden met het Model van Duran? Is dit de enige waarheid over hoe je naar hoogbegaafdheid moet kijken? Dat pretenderen wij zeker niet! In onze ogen is het echter wel een zeer logische en wetenschappelijk onderbouwde keuze in het kijken naar hoogbegaafdheid. Onze jarenlange ervaring leert ons daarnaast dat het een overzichtelijk en vooral werkbaar model is, zonder al te veel poespas eromheen en dat het in het welzijn van de hoogbegaafde meer brengt dan een one-dimensional definition op basis van IQ.

Testen

Nu we helder hebben welke definitie van hoogbegaafdheid we meenemen in onze visie en op basis waarvan wij geloven in de opbouw van het Model van Duran, is het tijd om keuzes ten aanzien van onderzoeksmaterialen te verduidelijken. Om hoogbegaafdheid te onderzoeken moeten we de intelligentie, de creativiteit en de mate van de aanwezigheid van de overexcitabilities helder krijgen. Wij kiezen in de meeste gevallen voor een IQ-test die schoolvaardigheden en schoolkennis uitsluit van het te meten IQ. Dat doen we omdat veel hoogbegaafden niet op het niveau van het ontwikkelingspotentieel lesstof aangeboden krijgen of in hun jeugd aangeboden hebben gekregen. Als we deze vaardigheden en kennis wel mee zouden nemen in een IQ-test dan zal deze vaak lager uitvallen, maar daarbij niets zeggen over het potentieel. Dat voelt niet als rechtvaardig en dat we daarmee de hoogbegaafde niet helemaal zien. Verder nemen we de creativiteit mee door middel van een door ons samengestelde onderzoeksbatterij welke is gebaseerd op een internationaal erkende creativiteitstest (TTCT). In de afgelopen 15 jaar hanteren we hierbij een continuerend ijkingsproces om ervoor te zorgen dat de resultaten zo objectief mogelijk geïnterpreteerd kunnen worden. Voor het meten van de overexcitabilities gebruiken we een naar het Nederlands vertaalde vragenlijst voor kinderen, ouders en volwassenen, inclusief een observerend onderzoek.

Samenvattend: Hanteren wij hiermee de juiste onderzoeksmethode? Helaas niet! Er is namelijk geen ‘juiste’ onderzoeksmethode en we hebben op het gebied van het diagnosticeren van hoogbegaafdheid nog te roeien met de riemen die we hebben. Wij kunnen onze keuzes echter wel zeer gedegen onderbouwen aan de hand van literatuuronderzoek, recente wetenschappelijke inzichten en jarenlange ervaringen, waarmee we weten wat we doen en doen wat we weten…